Begin vorige eeuw waren donkere jaren voor de fabrieksarbeiders. In Aalst, zoals in tal van andere steden, werd veel gebouwd: luxueuze herenwoningen voor de nieuwe (en oude) rijken en beluikjes voor de arbeiders. Nog twee zijn er over van deze 'ingangen', zoals ze nu worden genoemd. Met de kleine gelijke huisjes, de leuke geveltjes met geveltuintjes en de rustige binnenplaats zijn ze nu best aantrekkelijk voor jonge koppels, maar vergeet dat romantische beeld als je terugdenkt aan de tijd waarin ze gebouwd werden. Vele beluikjes zijn ook al verdwenen, maar volgende namen zullen Aalstenaars niet onbekend in de oren klinken: De Duivenkeet, De Kat, De Root van 38,... zijn maar enkele namen van de krappe behuizingen van die tijd. Het waren benauwde steegjes, waar het rottende afval je aan de ingang al tegemoet kwam. Eén zo'n arbeidershuisje was een woonplaats voor een gezin tot 14 personen. Sommige beluiken telden bijna 400 inwoners. Een beluik telde 1 wc voor de tientallen mensen die er huisden. En als je dacht dat het al krap was om zo'n woning te delen met zo'n groot gezin, bedenk dan ook dat veel vrouwen van thuis uit werkten en een volledige kamer nodig hadden voor een weefgetouw.
Geloof het of niet, maar een arbeider at wel 5 maaltijden per dag. Het eerste ontbijt was al rond half vijf, want een shift in de fabriek duurde zo'n 12 uur. Veel afwisseling was er niet: boterhammen en aardappelen vormen de hoofdmoot van het arbeidersdieet. Zelden of nooit was er vlees, want dat was quasi onbetaalbaar. Vlees is voorbehouden voor feesten en voor de arbeider was het weversfeest het belangrijkste en meest uitgebreide feest op een jaar. Zuinigheid is echter altijd troef: als er spek werd gebakken, werd het vet afgegoten in een kannetje om later de aardappelen op smaak te brengen.
Wil je meer te weten komen over de arbeiders en de industrialisatie? Boek dan onze wandeling 'Van arbeider tot fabrieksdirecteur' en maak kennis met een andere kant van Aalst.
Comments